Leren aardrijkskunde in de brugklas

 

Bij het schoolvak aardrijkskunde bestuderen we de relatie tussen de mens en de natuur op aarde. Aardrijkskunde is een breed vak met veel uiteenlopende onderwerpen en thema’s. In de brugklas worden de volgende onderwerpen behandeld en getoetst.

• Bevolking en cultuur

• Klimaten

• Werelden van verschil

• De actieve aardkorst

 

Wereldwijs

Bij aardrijkskunde werken we met de methode Wereldwijs. Deze methode heeft een kenmerkende opbouw. De methode bestaat uit een handboek en een werkboek. Beide boeken zijn nodig bij het voorbereiden op een toets. Alle hoofdstukken in het handboek beginnen met een typerende foto gevolgd door een intro paragraaf. In deze introparagraaf staat een land centraal. De introparagraaf bestaat niet uit een leertekst. Wel worden er bronnen gegeven waar vragen over gesteld worden.

Na de introparagraaf volgen de paragrafen met leerstof. Het is verstandig om de paragrafen als volgt te leren:

• Lees de titel. Je hebt dan al een beeld waar de paragraaf over gaat.

• Lees de leertekst. Schrijf moeilijke woorden die je niet kent op en zoek de betekenis op. Maak een samenvatting van de leertekst.

• Bekijk de bronnen die gebruikt worden bij de leertekst.

• Lees de samenvatting en zoek de begrippen uit de samenvatting op in de begrippenlijst aan het eind van het hoofdstuk.

 

Ga vervolgens de vragen uit het werkboek maken.

• Maak de vragen uit het werkboek.

• Kijk de vragen na.

 

Nadat je een paragraaf geleerd en gemaakt hebt kun je voor jezelf vaststellen of je de paragraaf goed beheerst. In het werkboek staat aan het begin van iedere paragraaf (nog voor de vragen) “Wat moet je kennen en kunnen?”. Wanneer je deze kennis bezit en de vaardigheden beheerst, dan beheers je de stof.

 

Voorbereiden van een toets

• Lees de teksten uit het handboek.

• Leer de samenvattingen, schrijf je begrippen op met betekenis.

• Oefen de vragen uit het werkboek.

• Bekijk in je werkboek wat je moet kennen en kunnen.

• Leer de begrippen (aan het eind van een hoofdstuk).

• Bekijk de aantekeningen en powerpoints in it’s learning.

• Maak voor jezelf een samenvatting of een schema.

 

Leren topografie

Soms zul je bij aardrijkskunde topografie moeten leren. Dit is het makkelijkst te leren met een aparte kaart en een aparte namenlijst.

 

Manier 1

Op de namenlijst lees je de namen een voor een hardop voor. Ondertussen wijs je de plaats aan op de kaart, zodat je weet waar de plaats ligt.

Na dit een keer te hebben gedaan kun je jezelf al een keer testen door met de lijst ernaast jezelf te overhoren. Je zult zien dat je al een aantal namen kent. Hier kun je een kruisje voorzetten.

Vervolgens ga je weer de namen die je nog niet kent oplezen en aanwijzen. Dit doe je een paar keer waarna je jezelf weer overhoort. Je kunt nog meer namen wegstrepen.

Uiteindelijk blijven er een paar plaatsen over die je langer moet herhalen. Uiteindelijk kun je wanneer je bij jezelf alle plaatsen goed overhoort hebt je door iemand anders laten overhoren. Probeer dan niet de lijst af te lopen maar de plaatsen door elkaar heen aan te wijzen.

 

Manier 2

Je begint ruim van tevoren met leerlingen. Een topografielijst bestaat vaak uit 40 tot 100 namen. Probeer iedere dag 10 nieuwe te leren. Deze overhoor je tot je ze kent. De volgende dag leer je 10 nieuwe namen en herhaal je de vorige 10. Dit herhaal je steeds totdat je alle namen kent.