Handige tips voor het vak Nederlands!

 

Begrijpend lezen

 

1. Als je een tekst hebt gelezen, geef dan antwoord op de volgende vragen:

- Wat? (wat is er gebeurd)

- Wie? (over wie gaat het)

- Waar? (waar is het gebeurd)

- Wanneer? (wanneer is het gebeurd)

- Waarom?(wat was de reden/oorzaak)

- Hoe? (hoe is het gebeurd)

 

2. Maak gebruik van de voorbeeldtekst om te zien waar de belangrijke informatie in een tekst staat (zie bijlage 1). Dit is handig bij het maken van een samenvatting.

 

3. Lees minimaal 2x in de week de krant. Zo vergroot je je woordenschat en kennis. Probeer elke dag naar het nieuws te kijken! (NOS journaal/Jeugdjournaal)

 

4. Het lezen van jeugdboeken helpt je bij het vergroten van je woordenschat.

 

Grammatica zinsdelen

 

Grammatica heb je nodig om andere talen aan te leren, zoals Frans, Engels en Duits

 

1. Maak gebruik van het grammaticaschema (zie bijlage 2). Leer de 7 stappen met bijbehorende vragen uit je hoofd.

 

2. Je moet weten wat het verschil is tussen redekundig ontleden en taalkundig ontleden!

 

Spelling

 

1. Bij spelling is het vooral handig als je veel oefent. Voor oefeningen kan je naar de volgende sites:

 

2. Onthoud dat bepaalde woordsoorten een eigen spellingregel hebben!

 

3. Maak gebruik van het spellingschema (zie bijlage 3)

 

 

Bijlage 1
Voorbeeldtekst
VOORBEELDTEKST%20%28bijlage%201%29.docx
Microsoft Word document 199.9 KB
Bijlage 2
Grammaticaschema
GRAMMATICASCHEMA%20klas%201%28bijlage%20
Microsoft Word document 111.1 KB